Johan van der Keuken leerde ik kennen in 1980. In dat jaar verscheen bij Uitgeverij & Boekhandel Van Gennep, waar ik toen werkte, zijn boek Zien Kijken Filmen – Foto’s, teksten en interviews. Dit tamelijk eenvoudig uitgevoerde boek (zoals in die tijd gangbaar was) maakte indruk op me doordat de fotograaf/auteur combinaties maakte en verbanden legde die me erg aanspraken: kunst met politiek, tekst met beeld, werk met privé. Alleen al de titel van de in het boek opgenomen columns die hij schreef voor het filmblad Skrien: ‘Uit de wereld van een kleine zelfstandige’. Meesterlijk vond ik dat – hij was dan wel een kunstenaar, maar een zonder de bijbehorende pretenties, sprak uit die titel. Ook waren in het boek wat, matig afgedrukte, foto’s opgenomen uit de drie fotoboeken die Van der Keuken eind jaren ’50, begin jaren ’60, had gemaakt: Wij zijn 17 (1955), Achter glas (1957) en Paris Mortel (1963). Alledrie die boeken heb ik daarna snel aangeschaft – ze waren tweedehands toen nog vrij makkelijk, en goedkoop, te achterhalen. Heden ten dage wordt er in het antikwariaat voor deze titels respectievelijk € 595,-, € 1695,- en €1795,- gevraagd. (Van Wij zijn 17 heeft De Verbeelding in 2005 in samenwerking met Galerie Paul Andriesse nog een heruitgave gemaakt, maar die editie is ook alweer uitverkocht.)
Toen ik in 1983 mijn eigen boekhandel begon in de Utrechtsestraat bleef ik Johan daar regelmatig zien, en natuurlijk volgde ik de bijzondere films die hij maakte. In het voorjaar van het jaar 2000, ik was inmiddels van boekhandelaar uitgever geworden, belde Johan me op met de vraag of ik wilde helpen bij het uitgeven van een oeuvre-overzicht van zijn foto’s. Weliswaar was in 1998 in Frankrijk (waar hij een grotere populariteit genoot dan in Nederland) bij Cahiers Du Cinéma al een overzichtsboek van hem verschenen (Aventures d’un Regard – Films Photos Textes, eigenlijk een mooiere en uitgebreidere versie van het Van Gennep boek uit 1980), en ook was in 1991 al eens bij Fragment het fotoboek After-image / Nabeeld verschenen, maar er was een speciale reden waarom hij nu een door hemzelf samengesteld overzicht van zijn fotografische werk wilde hebben. Daarvoor was hij al in contact met, en aan het werk met, de kleine Franse uitgeverij Editions de l’Oeil. Voor deze uitgeverij was het project echter te hoog gegrepen, en Johan hoopte met een co-uitgever erbij het project toch te kunnen laten slagen. En er was enige haast, zo bleek toen ik bij hem langs ging aan de Oude Schans. Hij vertelde ernstig ziek te zijn, en had nog maar kort te leven. (Ik heb bij drie fotografen die aan het eind van hun leven nog een boek wilden aan hun sterfbed gezeten: bij Ed van der Elsken, bij Johan van der Keuken, en, recentelijk, bij Dirk Buwalda).
Met de Franse uitgever was Johan al aan het project begonnen, maar dat ging veel te langzaam – hij hoopte dat ik wat vaart achter de productie zou kunnen zetten. En ook was de financiering, natuurlijk, een probleem.
Ik besloot eerst maar eens naar Parijs te rijden om met Editions de l’Oeil te gaan overleggen. Daar bleek dat deze uitgeverij tot dan toe eigenlijk maar een ding had gedaan, of eigenlijk laten doen. Johan wilde voor het boek de mooie prints gebruiken die hij van zijn beste foto’s in de loop ter tijden had gemaakt, of laten maken. Deze prints waren over het algemeen te groot voor de scanners die in die tijd bij drukkerijen in gebruik waren, dus was er voor gekozen om de prints te laten fotograferen en van die foto’s van de foto’s digitale bestanden te laten maken ten behoeve van de boekproductie. De Franse uitgever had daarom twee Parijse fotografen naar Amsterdam gestuurd om dit karwei te klaren. Deze fotografen trokken een paar dagen in een Amsterdams hotel en maakten overdag opnamen bij Johan thuis van de foto’s die in het boek zouden moeten komen staan. De kosten hiervoor waren,
volgens de Franse uitgever, 30.000,- gulden (het was nog gulden-tijd) plus reis- en verblijfkosten. Dat leek me een hele hoop geld voor een karweitje
van twee-en-een-halve dag. Bij het overleg over voor welke drukkerij (en in welk land) zou worden gekozen, ontstond een discussie. Mijn argument dat alleen in Amsterdam ook de zieke Johan enig toezicht zou kunnen houden was natuurlijk doorslaggevend. Wel vond de Franse uitgever dat ik in dat geval zijn reiskosten zou moeten betalen als hij kwam kijken wanneer er gedrukt werd…
Gezamenlijk besloten we er een tweetalige editie van te maken, met de tekst in het Frans en het Engels (en niet ook in het Nederlands – dat zou te veel ruimte innemen).
Terug in Amsterdam, waar de tijd drong, was mijn eerste opdracht om te proberen subsidie voor deze uitgave te verkrijgen – altijd een ondankbaar werkje, omdat er vaker wordt afgewezen dan toegewezen.
Vervolgens bleek er nog een probleem te zijn. De ontwerper waar Johan al mee aan de slag was gegaan, bleek wel in staat om het ontwerp vorm te geven wat betreft het formaat en de rangschikking van de foto’s (in nauw overleg met Johan zelf), maar bleek niet in staat om dat ontwerp in het computerprogramma te plaatsen waarin het aan een drukkerij moet worden aangeleverd. Er bleek dus een tweede ontwerper nodig te zijn die dat wel kon. En dat betekende bijna dubbele ontwerpkosten…
Inmiddels had ik ook zo links en rechts bij wat fotografen geïnformeerd wat het fotograferen van zo’n 400 foto’s zou mogen kosten (zonder in details te treden). De prijsopgaves wisselden, maar het bleek altijd tussen de 6000,- en 9000,- gulden te zijn. Met andere woorden: verschrikkelijk veel minder dan de prijs die de Franse uitgever opgaf. Ik besloot de Franse uitgever, ook omdat het nodig was voor de subsidieaanvraag, om een kopie van de factuur van de Franse fotografen te vragen. Wat ik kreeg was echter geen factuur, maar een vrijblijvende offerte voor dat onwaarschijnlijke bedrag van 30.000,- gulden.
De tijd bleef echter dringen, en ik moest voort. Ik vroeg subsidie aan, vond een tweede ontwerper, en een goede drukkerij. Inmiddels waren we diep in het najaar, en Johan’s toestand verslechterde. Het wachten was nog op de inleidende tekst van de Franse auteur Alain Bergala, door de Franse uitgever, in overleg met Johan, hiervoor aangezocht. (Ook diens honorarium bleek achteraf het dubbele te zijn van wat van te voren was afgesproken, omdat ‘het erg veel tijd had gekost het te schrijven’. De verhoogde rekening kwam natuurlijk via de Franse uitgeverij.)
In december 2000 vertrok Johan met familie voor een laatste bezoek aan zijn huis in Spanje, zijn laatste wens. Eind december kwam hij terug, en op 7 januari 2001 is hij overleden.
Ondanks al mijn inspanningen was het niet gelukt om het boek voor zijn dood af te krijgen. Hij vond dat geen probleem, zei hij een paar dagen voor zijn overlijden, hij was er van overtuigd dat het een goed en mooi boek zou worden.
In diezelfde week leverde de Franse auteur eindelijk zijn tekst in. De subsidieaanvraag werd bij een fonds, de Mondriaan Stichting, geaccepteerd, en bij een ander, het Prins Bernhard Cultuurfonds, afgewezen. Weer tegenslag, weer meer kosten. Maar de extra ontwerper voltooide het ontwerp en eind maart 2001 verscheen het boek. Nooit heb ik van de Franse uitgever het bewijs ontvangen dat hij werkelijk zo veel voor de reproductiefoto’s had betaald. En omdat alle kosten gedeeld zouden worden, moest ik hiervan de helft voor mijn rekening nemen. Bovendien kostte het me de grootste moeite om het geld dat ik in de eindafrekening van hem te goed had te incasseren. Wijze les: doe nooit onder tijdsdruk zaken.
Vervolgens mislukte ook nog de boekpresentatie die begin april in het Stedelijk Museum zou plaatsvinden. De conservator fotografie die dat had toegezegd, krabbelde op een onmogelijk laat moment terug. Maar, beloofde ze, daarvoor in de plaats zou het Stedelijk Museum een ‘Johan van der Keuken Studiedag’ organiseren; misschien zelfs wel jaarlijks. Een datum werd niet afgesproken, en die dag is er tot nu toe nog steeds niet gekomen. Zo gaat ons aller, al jaren nog nauwelijks bestaande, Stedelijk Museum met zijn kunstenaars om. Gelukkig is het boek er nog, dat is in ieder geval waardevaster dan de beloftes van een museum en zijn medewerkers. Het is een heel mooi boek, The Lucid Eye / l’Oeil Lucide, en ik ben voor Johan van der Keuken erg blij dat het uiteindelijk toch gelukt is het te voltooien, ondanks alle problemen en tegenslagen.
Maar iedere keer dat ik het boek zie, knarst er toch wat in me.
Fred Schmidt